In het kader van de Kinderboekenweek, een sportief kort verhaal rond het thema Klaar voor de start! Losse handjes
Bart slingert het breekijzer een paar keer van achter naar voren en laat dan los.
‘Zes meter vierentwintig. Niet slecht, jongen,’ zegt de docent die zich hiervoor heeft laten strikken.
‘Ik had zes meter achtentwintig,’ meldt Vincent.
‘Nou en?’ gromt Bart. ‘Ik had vier kilo meer bij het buitslepen.’
‘Jullie mogen door naar het volgende onderdeel, de obstakelbaan.’
De jongens kruipen onder een strakgespannen touw door en stappen voorzichtig over een andere. Beiden houden hun adem in. Dan klinkt het alarm en een vloek van Vincent.
‘Bart is de winnaar!’
Vincent vliegt Bart aan en timmert hem op zijn neus.
‘Jongens, jongens. Boksen is geen onderdeel van de sportdag,’ zegt meneer Bak, adjunct-directeur van het Cleptacollege Voor Veelbelovende Criminelen, streng.
Dit verhaal heeft precies 120 woorden. Meer 120 woorden verhalen lezen? Op 120w.nl staat elke week een nieuwe van mij, en nog veel meer van andere schrijvers.
De Paralympische Spelen zijn begonnen en ik kijk echt alles! Dat betekent elke avond een samenvatting. In tegenstelling tot de Olympische Spelen wordt er maar weinig uitgezonden op de Nederlandse televisie. Live verslagen zijn er helemaal niet. Aan het eind van de dag is er een kort praatprogramma met een onbekende presentator. Waar is Mart Smeets? En ’s avonds laat volgt er nog een samenvatting van de Nederlandse prestaties van de dag. En dat zijn nogal een prestaties!
Elke avond kunnen we er weer een paar medailles bijschrijven, want we zijn hartstikke goed. Net als bij de Olympische Spelen blinkt Nederland uit in zwemmen. Maar op Paralympisch niveau zijn we ook ijzersterk in tennis. We hebben een grote delegatie rolstoeltennissers, die het hele podium oranje kleuren.
Het beetje tennis dat wel wordt uitgezonden, zorgt er gek genoeg voor dat de kijker zich slechtziend voelt. De belichting is zo slecht geregeld dat de ballen dezelfde kleur hebben als het veld, waardoor je steeds moet raden waar de bal is, op basis van de beweging van de spelers. Zou dat zijn om medeleven te kweken? Origineel idee, maar slechte uitvoering. Er zijn namelijk veel slechtziende Paralympiërs, maar niet op de tennisbaan!
Onder de rolstoeltennissers is natuurlijk ook het ‘Paralympisch gezicht’ Esther Vergeer. Zij is een soort reclamebord voor de Paralympische sport. Maar blijkbaar werkt deze reclame toch niet goed genoeg. Er blijft weinig interesse voor de Paralympische Spelen, dus wordt er weinig van op tv uitgezonden. Of is er weinig interesse omdát er weinig wordt uitgezonden?
De olympische spelen zijn begonnen en ik kijk echt alles! Turnen, zwemmen, zeilen, roeien, hockey. Als dammen een olympische sport zou zijn, zou ik het ook kijken. Dit zijn droomweken voor een echte sportfanaat. Dat ben ik trouwens niet. Ik kijk nooit sport. De voetbalcompetitie gaat het hele jaar compleet langs me heen. Wat er verder aan sport wordt uitgezonden weet ik niet, want ik kijk het niet. De enige sport die me normaal gesproken interesseert is handbal. En dan niet op tv – daar is het ook zelden te vinden – maar gewoon bij mijn eigen team, het laagste team van de lokale handbalvereniging.
Alleen als er olympische spelen zijn, ben ik ineens een sportliefhebber. Het is ook zo mooi. Topprestaties, teleurstellingen, emoties, tranen. Schitterend! Al die sporters die vier jaar getraind hebben met niets anders in gedachten dan dit toernooi. En die dan met een verschil van een honderdste seconde naast de medailles grijpen. Of natuurlijk als onbekende outsider in één keer op het podium belanden.
Maar allemaal, de helden en de stumpers, mogen ze dan aan het eind van de dag aan tafel zitten bij Mart Smeets. De beste man is al een paar jaar bezig om met pensioen te gaan, maar bij elk sportevenement wordt hij toch weer aan een tafel gezet. Logisch ook; waar gaat de omroep een nieuwe Mart Smeets vinden? Nergens toch! Dus alle sporters, helemaal afgedraaid na een dag op het hoogste niveau presteren, zeggen toch ‘ja’ als ze bij Mart worden uitgenodigd om te bespreken of ze ‘brons hebben gewonnen of goud hebben verloren’.
Ik vind praten over sport nooit interessant, zelfs niet tijdens de olympische spelen. Dus meestal haal ik het einde van Marts programma niet. Maar laatst ontdekte ik hoe het programma elke avond eindigt. Eén van de sporters aan tafel mag de bel luiden. Mart kondigt aan wie de scheepsbel een slinger mag geven alsof het de hoogste eer is. Zo’n arme sporter heeft de gedroomde gouden medaille naar zijn grootste concurrent zien gaan, heeft zelf de slechtste race van zijn leven gezwommen/gelopen/geroeid, maar heeft nu deze eer. Dat je toch thuis kan zeggen: ‘ja, inderdaad, ik heb de afgelopen vier jaar geïnvesteerd, lag binnen twee minuten uit het toernooi, maar goed, ik heb wel bij Mart Smeets de bel geluid!’