De zeven dwergen en Sneeuwwitje
Er was eens een klein huisje, midden in het bos. In dat huisje woonden de zeven dwergen: Doc, Grumpie, Stoetel, Giechel, Niezel, Dommel en Bloosje. Op een avond, als het werk er weer op zit, zitten ze allemaal bij elkaar in de eetkamer. Grumpie kijkt uit het raam van het huisje.
‘Het is toch niet eerlijk?’ zegt hij tegen niemand in het bijzonder. Doc, die net vlak achter hem langs door de eetkamer loopt met zijn handen vol haardhout, is de enige die hem hoort. De andere dwergen zitten ook in de kamer, maar Niezel moest net niezen op het moment dat Grumpie sprak. Doc legt het hout neer en gaat naast Grumpie voor het raam staan.
‘Wat is niet eerlijk?’ vraagt hij, al weet hij eigenlijk al waar Grumpie het over heeft.
‘Sneeuwwitje, pardon, ik bedoel Prinses Sneeuwwitje, Hare Koninklijke Hoogheid,’ zegt Grumpie overdreven.
‘Grump! Zo praat je toch niet over onze lieve Sneeuwwitje. Ben je soms vergeten wat ze allemaal voor ons gedaan heeft?’
‘Nee hoor, maar zij is wel vergeten wat wij allemaal voor haar hebben gedaan, hè?’
‘Tja,’ moet Doc schoorvoetend toegeven. ‘Ik had wel graag nog eens wat van haar gehoord. Maar je moet het haar niet kwalijk nemen. Ze heeft het natuurlijk hartstikke druk. Het is toch ineens een heel ander leven als prinses. Ze heeft allerlei verplichtingen.’
Alle dwergen luisteren nu mee naar de discussie.
‘Ja ja, dat zal allemaal wel, maar ze kan ons toch even een briefje sturen ofzo. Een keertje op bezoek komen. Of ons bij haar uitnodigen. Dat zou haar toch geen moeite kosten,’ zegt Grumpie verontwaardigd.
‘Oh!’ roept Niezel ineens uit, terwijl hij tegelijkertijd hard niest. Dommel schrikt op uit zijn dutje van het lawaai.
‘Wat is er?’ vraagt Bloosje geschrokken.
‘Ik heb een goed idee!’ roept Niezel enthousiast uit. ‘Laten we – hatsjoe! – gewoon met z’n allen – hatsjie! – bij Sneeuwwitje op bezoek gaan! Hatsjoe!’
‘Ja, dat zou leuk zijn!’ lacht Giechel. ‘Dat zou ze vast leuk vinden!’
Stoetel springt op van enthousiasme, maar blijft met zijn voet aan de stoel hangen en valt tegen Dommel aan, die net weer was ingedut.
‘Bij Sneeuwwitje op bezoek gaan?’ vraagt Dommel slaperig. ‘Kunnen we dat zomaar doen?’
‘Natuurlijk niet,’ bromt Grumpie. ‘Zij en die prins van haar ontvangen alleen maar belangrijke mensen. Koningen en koninginnen. Misschien een enkele edelman. Gewoon volk zoals wij komt niet eens voorbij het hek aan het begin van de oprijlaan.’
‘Nee, toch?’ Bloosje kijkt onzeker naar Doc. ‘Ze zou ons toch wel ontvangen?’
‘Ik weet het niet,’ zegt Doc vertwijfeld. ‘Ze ontvangen niet zomaar iedereen. We kunnen niet zomaar langs gaan. Misschien kunnen we haar een brief sturen.’
Stoetel knikt opgewonden.
‘Dat heeft geen zin,’ mompelt Dommel, terwijl hij zijn kin op zijn borst laat zakken en zijn ogen sluit.
‘Waarom niet?’ vraagt Giechel. Hij geeft Dommel een stomp zodat hij niet in slaap valt.
‘Ik heb haar al een keer een brief gestuurd. Dat is al eeuwen geleden en ik heb geen antwoord gekregen.’
‘Heb je haar geschreven?’ vraagt Giechel met een nerveus lachje. ‘Dat wist ik niet!’
‘Ik ook niet!’ zegt Grumpie.
‘Ik ook niet!’ piept de stem van Bloosje.
‘Nou, dat wisten we dus allemaal niet,’ vat Doc het samen. ‘Waarom niet?’ vraagt hij Dommel.
‘Het was een verrassing,’ zegt Dommel schouderophalend. ‘Of tenminste, het zou een verrassing moeten zijn, als ze ineens langskwam, of een brief terug stuurde, maar helaas.’
‘Wat ontzettend onbeleefd van haar!’ snauwt Grumpie.
‘Nou, nou,’ sust Doc. ‘Er zal vast een goede verklaring zijn. Misschien is de brief niet aangekomen.’
Dommel is alweer in slaap gevallen. Hij lijkt er niet erg mee te zitten. Maar de andere dwergen wel.
‘Laten we naar haar toe gaan!’ zegt Bloosje enthousiast. Maar dan krijgt hij een kleur en gaat gauw weer op zijn stoel zitten.
‘Ja, laten we zelf gaan kijken hoe het zit!’ is Grumpie het met hem eens.
Stoetel zit opgewonden te knikken en op zijn stoel te wippen.
‘Waar wachten we nog – hatsjoe! – op!’ voegt Niezel toe.
Doc denkt even na en zegt dan: ‘Oké, we gaan Sneeuwwitje bezoeken! We vertrekken morgen vroeg!’
Een gejuich klinkt in het kleine huisje in het bos.
* * *
Meteen na het ontbijt pakken alle dwergen hun spullen bij elkaar. Ze slingeren die in een zak over hun schouder. En ze gaan op pad onder een luid gefluit en gezang.
Hei-ho, Hei-ho,
We gaan naar het paleis
Hei-ho, Hei-ho
We gaan weer eens op reis
Hei-ho, Hei-ho
Sneeuwwitje en de prins
Hei-ho, Hei-ho
In het paleis daarginds
Hei-ho, Hei-ho
We komen aan gelopen
Hei-ho, Hei-ho
Dus zet de deur maar open
Het is wel twee dagen lopen naar het paleis, dus zodra de avond in begint te vallen, kondigt Doc aan dat ze zullen stoppen voor de nacht. Zodra hij dat zegt, laat Dommel zich op de grond zakken op de plek waar hij liep, en begint hard te snurken.
‘Je bedoelde niet hier, toch?’ lacht Giechel nerveus met een blik op Dommel, midden op het pad.
‘Nou, laten we hier het bos in lopen en een open plek zoeken waar we een vuurtje kunnen maken en gemakkelijk kunnen liggen,’ zegt Doc met een hopeloze blik op Dommel.
‘Niezel, help jij me een plekje te zoeken? Laat de rest hier maar even wachten.’
De plek is gelukkig snel gevonden. Ze schudden Dommel wakker en Doc en Niezel leiden de anderen naar een plek niet ver van het pad. Tussen de hoge bomen is een open stuk. Daar laten ze zich op de grond zakken. Onder luid gemopper gaat Grumpie met Stoetel op zoek naar sprokkelhout voor een vuurtje. Bloosje heeft al snel een vuur aan de gang. De dwergen halen dekens uit hun bepakking en zitten lekker rond het vuur. Ze zingen de hele avond oude dwergenliedjes. Het is al bijna middernacht als iedereen in slaap is gedommeld.
De volgende ochtend wordt Doc al vroeg weer wakker. Hij wrijft zijn ogen uit. Heel even vraagt hij zich af waar hij is. Hij kijkt boven zich en ziet alleen groene boomtoppen. Als hij zich op één arm omhoog hijst, ziet hij de andere zes dwergen vredig liggen slapen. Nou ja, vredig… Dommel ligt hard te snurken, net als Grumpie. Giechel heeft een heel eigen soort snurken, dat als lachen klinkt bij het uitademen. En Niezel moet zelfs in zijn slaap af en toe niezen. Doc staat op en wekt de andere dwergen. Hij moet flink aan Dommel schudden voor die eindelijk wakker wordt. De anderen lijken er ook nog niet veel voor te voelen nu al op te staan. Als Doc ze eraan herinnert dat ze vandaag naar Sneeuwwitje gaan, is de stemming al een stuk beter. Ze eten een ontbijtje van etenswaren die ze hebben meegebracht. Niet lang daarna gaan ze onder een luid Hei-ho weer op pad.
In de middag is het gezang al lang verstomd en beginnen meer dwergen te mopperen, het voorbeeld van Grumpie volgend. Doc heeft een tijdje zijn best gedaan om de stemming erin te houden, maar dat heeft hij nu ook opgegeven. Dan ineens klapt Stoetel in zijn handen. Hij begint op en neer te springen en in de verte te wijzen. Ze kijken allemaal recht vooruit, om te zien waar hij naar wijst. Doc raapt Stoetel weer op, die in zijn enthousiasme over zijn eigen voeten is gestruikeld.
‘Het paleis!’ roept Bloosje uit. En hij is niet de enige die een kleur krijgt van opwinding. Meteen gaan ze allemaal harder lopen. Eindelijk is hun einddoel in zicht!
Het duurt nog wat langer dan ze dachten, maar dan zijn ze eindelijk bij het hek aan het begin van de paleistuin. Een wachter staat hen nieuwsgierig aan te kijken.
‘Goedendag, meneer,’ zegt Doc beleefd tegen de wachter. ‘Wij komen op bezoek bij prinses Sneeuwwitje.’
Tot zijn grote verontwaardiging begint de wachter te lachen.
‘Het spijt me heren, maar de prinses ontvangt geen bezoek dat niet is uitgenodigd.’
‘Maar wij zijn haar vrienden!’
‘Het spijt me zeer, maar dat kan iedereen wel zeggen.’
Grumpie begint tegen de man te mopperen. De anderen beginnen allemaal tegen de man te roepen. Bloosje heeft tranen in zijn ogen staan. Doc maant de dwergen tot stilte.
‘Luister, beste man, kunt u alstublieft tegen Sn… Prinses Sneeuwwitje zeggen dat haar vrienden haar willen bezoeken. Onze namen zijn Doc, Grumpie, Stoetel, Giechel, Niezel, Dommel en Bloosje,’ zegt hij, de dwergen één voor één aanwijzend.
De wachter staat nog steeds te lachen. Hij lijkt zelfs nog harder te zijn gaan lachen.
‘Alstublieft!’ voegt Bloosje er met rode wangen en natte ogen aan toe.
‘Goed, goed,’ geeft de wachter toe. ‘Ik zal het melden. Wacht hier!’
Ze hebben natuurlijk geen andere keus dan daar te wachten, voor het dichte hek.
Het duurt een hele tijd voor de wachter terugkeert. Ze hebben net staan overleggen wat ze moeten doen als de man helemaal niet meer terug komt. Dan zien ze hem eindelijk weer over de lange oprijlaan aan komen lopen. Als hij eindelijk het hek bereikt heeft, zegt hij: ‘helaas heren,’ maar ondertussen glimlacht hij. ‘De prinses heeft nog nooit van jullie gehoord en wenst jullie niet te ontvangen. Mag ik u vriendelijk verzoeken te vertrekken?’
De dwergen staan verbijsterd naar het paleis te kijken. Wil Sneeuwwitje haar oude vrienden helemaal niet meer kennen? Ze was altijd zo lief voor hen, en zij hebben haar toch ook altijd geholpen?
Grumpie begint tegen de wachter te schelden. Doc draait hem gauw om en zegt de andere dwergen met hem mee te gaan.
‘We laten ons toch niet zomaar wegsturen?’ vraagt Grumpie kwaad, terwijl ze weglopen van het hek.
‘Voor nu wel,’ zegt Doc zacht en hij loopt zwijgend verder.
Als ze weer uit het zicht van de wachter zijn, houden ze halt.
‘Wat nu?’ vraagt Bloosje bezorgd.
‘Ik denk niet dat die wachter echt naar Sneeuwwitje gegaan is,’ zegt Doc. ‘Hij heeft vast gedaan alsof, om van ons af te komen.’
‘Maar hoe kunnen we dan – hatsjoe! – bij Sneeuwwitje komen, als niemand haar wil zeggen dat we er zijn?’ vraagt Niezel zich hardop af.
‘Tja, dat is de vraag,’ mompelt Doc.
Ze vallen allemaal stil, terwijl ze diep nadenken over een goede oplossing. Behalve Dommel, die ligt lekker te slapen.
Het is Giechel die als eerste een idee heeft.
‘We zullen ongemerkt naar binnen moeten komen. Via een achteringang ofzo. We moeten zelf bij Sneeuwwitje komen, want niemand anders zal ons bij haar laten.’ Nerveus lacht hij naar de andere dwergen. ‘Ik stel voor dat twee van ons een rondje om het paleishek lopen, om te kijken of er een andere manier is om binnen te komen.’
Doc staat al te knikken. ‘Dat lijkt me een goed begin, Giechel. Bloosje, wil jij met Giechel mee op onderzoek?’
Bloosje krijgt een kleur en zegt: ‘oké!’
Zo gaan de twee dwergen op stap. Het is een groot paleis, met daar omheen een grote tuin. Dus het is een heel eind lopen om het hek heen. Als ze weer terugkomen bij de achtergebleven vijf dwergen zakken ze vermoeid neer. Niezel geeft ze gauw wat drinken en eten aan. ‘En? Hebben jullie – hatsjie! – iets gevonden?’
Giechel neemt eerst een slok drinken en een hap brood. Dan steekt hij van wal. ‘Er is aan die zijkant een personeelsingang.’ Hij wijst daar de linkerkant van het paleis. ‘Aan die kant is een brede ingang voor rijtuigen.’ Daarbij wijst hij naar de rechterkant. ‘Aan de achterkant heeft een ingang gezeten, zo te zien, maar die is dichtgemaakt met wat planken.’
‘Hopeloos,’ bromt Grumpie. ‘We kunnen toch nooit ongezien door die hele paleistuin lopen. Onbegonnen werk.’
‘Niet zo snel…’ peinst Doc. ‘Het is een poging waard. Ik denk dat we het beste de afgesloten ingang kunnen proberen. Daar zullen geen wachters bij staan.’
Daar zijn de andere dwergen het mee eens. Grumpie moppert nog wat door, maar ze weten dat hij wel met de rest mee zal gaan. Als ze Dommel wakker hebben geschud en van hun plannen op de hoogte gebracht, lopen ze met z’n allen om het paleishek heen naar de achterkant.
‘Het begint al te schemeren,’ merkt Giechel op.
‘Dat geeft niet,’ zegt Doc. ‘Dat is juist wel mooi. Dan vallen we minder op.’
Bij de afgesloten ingang aangekomen, zien de dwergen houten planken. Grumpie begint voorzichtig aan een plank te trekken. Die geeft al gauw mee.
‘Dit trekken we zo los!’ merkt Bloosje verbaasd op. Ze helpen allemaal mee en trekken plank na plank los. Stoetel trekt zo enthousiast aan een plank, dat die met een vaart los vliegt en tegen zijn hoofd klapt. Even staat hij op zijn benen te tollen. Maar gelukkig is hij wel wat gewend. Hij schudt even met zijn hoofd, knippert met zijn ogen. ‘Zo! Die is los!’ zegt hij. De andere dwergen lachen opgelucht en storten zich op de laatste paar planken.
Even staan ze te kijken naar de opening in het hek. Ze zijn een beetje verbaasd dat het ze zo snel gelukt is. Niezel steekt zijn hoofd door de opening en kijkt naar links en naar rechts. ‘Niets – hatsjoe – te zien!’ roept hij over zijn schouder naar de andere dwergen.
‘Sst!’ maant Doc.
Snel sluipen ze allemaal achter elkaar door de opening, het grasveld over, naar een deur in het paleis. Ze kunnen wachters zien staan aan beide zijkanten van het paleis. Als Niezel halverwege moet niezen, verstijven ze allemaal van schrik. Maar gelukkig draait geen van de wachters zich om. Er zijn veel vogels in de bomen en struiken aan het kwetteren, waardoor de wachters het geluid van de nies niet opgemerkt hebben. Nog iets sneller, maar heel stil, lopen ze verder naar de deur. Als ze allemaal bij de deur zijn, probeert Grumpie de deur. ‘Dicht natuurlijk,’ gromt hij. Geïrriteerd kijkt hij op naar Giechel die hardop lacht.
Giechel stapt naar de deur en schuift een schuif iets boven de deurkruk open. Dan probeert hij weer de deurkruk en de deur zwaait open. Doc geeft Giechel snel een schouderklopje, en gaat van voorzichtig voorop de deur door. Meteen na de deur begint een trap die omhoog spiraalt. Voor zover de dwergen kunnen zien, komt er geen einde aan.
‘Trek de deur achter je dicht,’ zegt Doc zacht tegen Dommel, die als laatste door de deur komt. Zuchtend beginnen de dwergen de trap te beklimmen. Grumpie moppert de hele weg omhoog. Als ze eindelijk op een verdieping aan zijn gekomen, staan ze allemaal te hijgen en te zweten. Dommel laat zich met een zucht tegen de muur zakken en sluit zijn ogen.
Ineens begint Stoetel te rennen. Voordat iemand hem kan tegenhouden, rent hij de lange gang door. De andere dwergen rennen gauw achter hem aan, met de bedoeling hem terug te halen. Maar dan zien ze waar hij zo hard op af rent… Sneeuwwitje! Die is net aan het eind van de gang een deur uitgekomen. Nu staat ze stomverbaasd te kijken hoe zes dwergen struikelen over de zevende dwerg. Stoetel is in zijn enthousiasme gestruikeld en krijgt nu alle andere dwergen over zich heen. Als Sneeuwwitje van de eerste schrik bekomen is, rent ze vlug op haar oude vriendjes af en helpt ze één voor één overeind. Het is een heel geschreeuw en gespartel. Als ze als laatste de arme Stoetel op zijn voeten zet, vraagt ze eindelijk: ‘wat doen jullie nou hier?’
Meteen beginnen alle dwergen door elkaar te praten. Sneeuwwitje schiet in de lach. ‘Jongens, kalm aan. Ik snap er niks van! Doc, wat is er gebeurd?’
Voordat Doc iets kan zeggen, flapt Bloosje eruit: ‘Je bent ons helemaal vergeten!’ Verschrikt slaat hij een hand voor zijn mond. Hij kleurt rood tot aan zijn oren.
‘Ik jullie vergeten? Ik stuur jullie steeds lange brieven! Ik had wel gehoopt dat jullie eens terug zouden schrijven, of op mijn uitnodiging in zouden gaan,’ antwoordt Sneeuwwitje beduusd. Bloosje wordt nog iets dieper rood. ‘Maar we hebben helemaal geen brieven van jou gekregen!’
Meteen kijken de dwergen naar Dommel, die ook geheim had gehouden dat hij Sneeuwwitje een brief had gestuurd, maar natuurlijk had hij ook geen brief van Sneeuwwitje gezien.
‘Dat is raar! Ik heb ze steeds aan de bode gegeven. Die zou ze meteen gaan bezorgen.’
‘Heb je mijn brief dan wel gekregen?’ vraagt Dommel.
‘Nee! Lieve Dommel, heb je mij een brief geschreven?’
‘En heeft de wachter je net verteld dat wij bij het hek waren?’ vraagt Doc.
‘Nee…’ zegt Sneeuwwitje achterdochtig.
‘Hij zei – hatsjie – dat je ons niet wilde ontvangen,’ zegt Niezel verdrietig.
‘Nee, toch! Ik ben blij dat jullie dat niet geloofden,’ zegt Sneeuwwitje verontwaardigd. ‘Maar hoe zijn jullie dan toch binnengekomen?’
Giechel vertelt snel hun hele avontuur. Sneeuwwitje is onder de indruk.
‘Komen jullie nu mee. Jullie hebben wel wat eten en drinken verdiend. En ik denk dat ik wel even met de Prins moet praten.’
Sneeuwwitje leidt ze allemaal de lange paleisgangen door naar een enorme eetzaal. De dwergen kijken hun ogen uit. Als uit het niets verschijnen een paar bedienden. Sneeuwwitje vraagt ze eten en drinken te brengen aan haar speciale gasten.
‘Ga lekker zitten jongens. Ik ben zo terug!’
De dwergen gaan maar wat graag zitten aan de lange tafel, waar al gauw meer eten en drinken komt te staan dan ze in een week op zouden kunnen. Ze vallen aan alsof ze al dagen niets meer gegeten hebben. Even vergeten ze alle vreemde dingen die hier in het paleis van Sneeuwwitje lijken te gebeuren. Als de dwergen allemaal aan hun derde toetje zitten, komt Sneeuwwitje weer binnenlopen, samen met de Prins. Uitgelaten springen ze van de te hoge stoelen af om hem te begroeten. De Prins sluit alle dwergen in zijn armen.
‘Wat goed om jullie weer te zien!’ roept hij uit, met een grote glimlach op zijn gezicht.
‘Maar wat hoor ik voor rare verhalen over onze wachters en bodes?’
‘Ik geloof niet dat ze ons erg aardig vinden,’ zegt Doc diplomatiek.
‘Dan zijn ze hartstikke gek!’ stelt de Prins.
De dwergen lachen dankbaar naar hun held, en niet alleen Bloosje krijgt een kleur.
De Prins trekt een serieus gezicht en buigt zijn hoofd een beetje. ‘Ik ben bang dat mijn vader hier achter zit.’
‘De koning?’ vraagt Grumpie verbaasd. ‘Wat heeft die nou tegen ons?’
De Prins haalt verlegen zijn schouders op. ‘Ik weet het niet. Om een of andere reden vond hij het nooit een goed idee dat Sneeuwwitje met jullie optrok. Daarom zal hij de wachters en bodes opdracht hebben gegeven geen contact met jullie toe te staan.’
‘Dat kan hij niet maken!’ roept Niezel uit.
‘Natuurlijk wel,’ bromt Grumpie. ‘Hij is de koning. Hij kan alles maken.’
‘Niet lang meer,’ antwoordt de Prins.
‘Oh!’ zegt Sneeuwwitje ineens verschikt. ‘Als jullie mijn brieven niet hebben gehad, dan weten jullie ook niet dat morgen de troonopvolging plaats vindt!’
‘De wat?’ lacht Giechel nerveus.
‘Dan wordt de Prins koning!’ legt Bloosje uit.
‘Morgen!’ zegt Doc verbaasd.
‘Ja, jullie zijn net op tijd,’ lacht de Prins. ‘Morgen is het groot feest. In de tussentijd kunnen jullie hier slapen. Ik zal eens een hartig woordje praten met de wachters en bodes. Morgen komen jullie allemaal naar het feest van de troonopvolging. En ik zal meteen daarna eens met mijn vader praten!’
Met die woorden verlaat de Prins de eetzaal weer. De dwergen zitten nog een tijdje bij te praten met Sneeuwwitje. Ze zingen nog wat ouderwetse liedjes. Dan wijst Sneeuwwitje ze hun slaapzaal. Na zo’n avontuurlijke dag liggen ze allemaal snel te slapen.
De volgende dag wonen de dwergen de ceremonie van de troonopvolging bij. Ze zijn erg onder de indruk van het enorme aantal mensen. Het hele volk is uitgelopen voor deze heugelijke dag. De mensen lijken blij te zijn dat de Prins de koning vervangt. De oude man is niet erg geliefd onder het volk. Die avond aan het feestmaal horen de dwergen ook waarom.
Sneeuwwitje, de nieuwe koning en de zeven dwergen zitten aan een nog mooier gedekte tafel dan de dag ervoor. Uiteindelijk is het Doc die durft te vragen waarom de oude koning en koningin er niet bij zijn.
De nieuwe koning schraapt zijn keel en zegt: ‘lieve vrienden. Het spijt mij te moeten zeggen dat het inderdaad mijn vader was die ervoor zorgde dat de wachters en bodes alle contact met jullie probeerden te voorkomen. Wij zijn heel blij dat jullie hier uiteindelijk gekomen zijn. Ik heb mijn ouders vriendelijk gevraagd ergens anders te gaan wonen. Zij zijn niet meer welkom op het paleis. Jullie zijn hier altijd welkom!’
Bij die laatste woorden heft hij zijn glas.
Doc heft zijn glas en zegt: ‘op de nieuwe koning!’
De andere zes dwergen en Sneeuwwitje volgen zijn voorbeeld. ‘Op de nieuwe koning!’
‘Op onze zeven kleine grote vrienden!’ antwoordt de nieuwe koning.
En ze leefden nog lang en gelukkig.